Hortus conclusus: de terugkeer van het
omsloten veld in de kunst
Met de titel Hortus conclusus: de terugkeer van het omsloten veld in de kunst
wordt een bijzonder aspect van de traditionele ‘besloten’ of ‘omsloten tuin’
belicht. Eeuwenlang is het thema
van de hortus conclusus verbeeld in schilderijen. Het ging daarbij om een tuin
waarin ruimte werd gemaakt – die daarmee ook voor het eerst na de Middeleeuwen
zo letterlijk kon worden voorgesteld – om aandacht voor het innerlijke
geestesleven te bevorderen. De omsloten tuin was bedoeld om een vorm van
introspectie op te roepen die minder gericht was op de persoonlijke of
individuele ‘zelfverrijking’ zoals dat tegenwoordig meestal het geval is, maar was
juist bedoeld om de gelovige mens uit de dagelijkse beslommeringen te trekken teneinde
toe te komen aan een juiste vertering van het heilige woord. Het was daarmee een
plek om zich terug te trekken voor het algemeen
menselijk belang. In de schilderkunst werd de tuin een belangrijk thema en het is
nauwelijks toeval dat ook de voorstelling van de Annunciatie of Mariaboodschap:
U wordt moeder van de zoon van God!, precies in de omgeving van de tuin werd
gesitueerd. Wanneer er goddelijke zaken besproken moesten worden trad men toe
tot de tuin. Een tuin met muurtjes, of op zijn minst een tuin met een
duidelijke grens (in het Duits een Zaun...). Een
plek dus waar andere dingen gebeuren dan in het gemene leven. De tuin werd daarmee
zowel in de realiteit als in de verbeelding tot plek waar een heilig verbond
ontstond tussen de mens en dat wat de mens niet was. Een plek waar de verbinding
tussen beide sferen tot stand kon komen, zoals de genoemde aankondiging van de
vleeswording van God.[1]
De grondhouding van de besloten tuin – een
plek die zich onttrekt aan de dagelijkse realiteit en daarmee aan alledaagse
betekenisgeving -- is een uiterst aantrekkelijk idee voor moderne en
hedendaagse kunstenaars. Symbolisch gesproken keerde de besloten tuin dan ook in
de moderne kunst terug in de White Cube,
de besloten tentoonstellingsruimte. De witte kubus werd daarmee een
geseculariseerde tuin. Het werd een plek voor contemplatie waar de Kunst haar
boodschappen in alle rust verkondigde. Zij voorzag de bezoeker van nieuwe visies
op de wereld waar hij noodzakelijkerwijs spoedig weer naar terug zou moeten keren,
hopelijk volledig gezuiverd en vol
van nieuwe ideeën. De laatste decennia is de witte kubus echter vaak verlaten
om plaats te maken voor de wereld zelf. Kunstenaars trokken de wereld zelf in
om samen met anderen de kunst van haar afgeslotenheid te ontdoen en daarmee de
muren van haar omheining te slechten. Hierdoor werd de hele wereld één grote tuin
en werd zij evenals de ‘global village’ een potentiele realiteit. De tuin verloor
met haar ontgrenzing tevens haar eigenheid en bijzonderheid. Als alles tuin is,
is er dan nog wel sprake van een tuin?
Precies op dat verlies aan grenzen speelt deze
tentoonstelling in. De kunstenaar en ook de bezoeker moet weer tuinen maken,
dat wil zeggen grenzen aanbrengen aan het territorium. Kunst keert als het ware
terug naar haar eigen locatie, daar waar er een bijzondere verdinglijking van
ideeën plaatsvindt. In deze tentoonstelling staan diverse objecten ter aanschouwing.
De initiator van het idee voor deze tentoonstelling, Hieke Luik, speelt bv. letterlijk
in op de kunstmatigheid van de natuur en hoe deze haar grenzen zoekt. Luik laat
zien hoe de natuur te werk gaat: niet door haar te imiteren maar door haar opnieuw
uit te vinden. We voelen met onze ogen hoe de natuur zoekt en kijkt. Simone van
Bakel’s werk probeert juist de tastbaarheid in zicht te krijgen door de
oppervlakte van de dingen te benadrukken alsof we de objecten zelf niet mogen
betreden. Arjan van Arendonk’s werk stelt de alomtegenwoordige natuurvormgeving
centraal die hij extra accenten geeft en daarmee nog extremer maakt dan ze al bv.
op bedrukte stoffen werd voorgesteld. Door de dotten siliconenpasta geeft hij
motieven letterlijk reliëf en ontgrenst hij geïndustrialiseerde natuurmotieven.
Eelco Brand’s werk gaat juist weer
de diepte van het oppervlak in en synthetiseert een rijk van bewegende
groeisels die de grens van ons voorstellingsvermogen opzoekt en in de armen van
de tijd beweegt. Jan van Munster, ten slotte, toont in zijn werk de absolute
tegenpolen + en – die in hun onbekende maar krachtige grensgebied spanningen
veroorzaken maar elkaar zelf nooit bereiken. Hier bestaat niet de logica van de
digitale wereld die geen tussenin kent maar wel die van de analoge, waar Van
Munster ook zijn IK situeert. Het IK dat buiten de tuin als een ware Fichte zijn
NON-IK vindt maar voor behoud van zijn eigen kern de tuin keihard nodig heeft.
Peter Sonderen
[1] Behalve in schilderijen en in de architectuur werd dit thema ook in
ruimtelijke objecten verbeeld, de zogenoemde ‘Besloten hofjes’, een soort
retabels met daarin Maria in de tuin.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten